Spintbestrijding volledig biologisch aangepakt in pilot Tomaat telen zonder zwavel

In de pilot Tomaat telen zonder zwavel worden twee bestrijdingsstrategieën (met en zonder Macrolophus) in onbelichte tomatenkassen gedemonstreerd. De teelt is gestart in week 4 en wordt intensief gemonitord op ziektes, plagen en natuurlijke vijanden. De tomatengalmijt en Turkse mot zijn geïntroduceerd in de pilot Tomaat telen zonder zwavel. Tot nu toe lukt het goed de plagen bladluis en spint met uitsluitend de inzet van natuurlijke vijanden onder controle te houden. De beheersing van meeldauw blijft wel een aandachtspunt.

Compartiment met Macrolophus lagere plaagdruk
In de pilot zoals bij veel telers is spint momenteel het hardnekkigst te controleren. De eerste spintmijten werden al in week 14 gevonden. De spintdruk was 8 keer lager in de kas met Macrolophus. De roofwants is al lang goed gevestigd. We tellen gemiddeld 10 Macrolophus per vangplaat en meer dan 1 roofwants per blad. Dankzij deze hoge dichtheden aan roofwantsen waren spintmijten altijd makkelijker onder controle te houden en schade bleef beperkt in vergelijking met de kas zonder Macrolophus. Ook de bestrijding van wittevliegen verliep soepeler in de aanwezigheid van de roofwants.
In week 27 telden we 2 wittevliegen per vangplaat in de Macrolophus-kas tegen 15 in de kas zonder Macrolophus, dit ondanks de wekelijkse introducties van 6 à 8 sluipwespen per m2 (mix van Encarsia formosa en Eretmocerus eremicus).

Compartiment zonder Macrolophus hogere plaagdruk
In het compartiment waar geen Macrolophus pygmaeus is ingezet ontstond rond week 20 druk van aardappeltopluis en perzikluis. Een breed pakket van biologische bestrijders is wekelijks ingezet: de galmug Aphidoletes en de sluipwespen Aphidius ervi en Aphidius colemani. In haarden werd Propylea losgelaten. Binnen 5 weken waren alle luizen bestreden.

Spint beheersing vereist een brede aanpak
De spintaanpak in deze proef is gebaseerd op een start met een preventieve aanpak Phytoseilus persimilis (10/m2/week) en galmug Feltiella acarisuga (3x 1.3 m/2). Vanaf week 18 nam de spintdruk toe. Hogere doseringen aan natuurlijke vijanden werden noodzakelijk om de plaag in te tomen. 50 à 100 Phytoseiulus zijn wekelijks sinds week 21 per m² losgelaten en 12 galmuggen per m2 zijn in totaal per kas ingezet tussen week 20 en week 26. Dankzij de forse aanpak is de plaag nog aanwezig, maar nu volledig onder controle.

Opbouw roofmijt Pronematus ubiquitus goed op nivo
De roofmijt Pronematus ubiquitus werd sinds week 6 drie keer preventief uitgezet tegen tomatenroestmijt en is nog steeds te vinden. Nu deze goed is gevestigd, is in week 28 ook de tomatenroestmijt Aculops lycopersici ingebracht. De komende weken wordt duidelijk of Pronematus de tomatengalmijt goed kan onderdrukken.

Meeldauw blijft een aandachtspunt
Er wordt in de pilot geen zwavel verdampt, omdat dit de ontwikkeling van de biologische bestrijding remt. Hoewel Pronematus ook een roofmijt is die naast tomatengalmijt meeldauw eet, bouwt de roofmijt langzaam een populatie op en kan niet 1-2-3 een hoge meeldauwinfectie weg eten. Mede door de vochtige omstandigheden van de afgelopen periode moet de meeldauwdruk intensief gevolgd worden. Indien noodzakelijk wordt hierop gecorrigeerd.

Financiering van deze pilot
De pilot wordt uitgevoerd in het kader van het programma Kas als Ecosysteem. Het wordt voor de helft gefinancierd uit het innovatieprogramma het Nieuwe Doen in Plantgezondheid van Stichting Kennis in je Kas (KijK) en voor de helft door de gewascoöperatie Tomaat. Daarnaast is er een aanzienlijke in-kind bijdrage vanuit de betrokken partijen (Biobest, Bioline en Pats). Zij verzorgen de introducties van de biologische bestrijders, monitoringsuren en verslaglegging. De demonstratie wordt bij Vertify uitgevoerd, locatie Demokwekerij Zwethlaan.

Jeannette Vriend

Glastuinbouw Nederland - © 2024