Tijd dringt om échte voetafdruk van substraten te meten

“We staan op een kruispunt in Europa, in de tuinbouw en in de veenindustrie,” zo opende EU-lobbyist Jesse Schevel het Baltic Peat Producers’ Forum (BPPF) afgelopen week in Birštonas. “De nieuwe Europese Commissie houdt vast aan de doelen van de Green Deal, maar wil ook de soevereiniteit en veiligheid van de EU versterken. Dat vereist een intensievere samenwerking tussen veenproducenten en de tuinbouw om onze voetafdruk te verlagen, biodiversiteit te herstellen en gezond voedsel en mooi groen betaalbaar te houden.” Met de Litouwse minister Simonas Gentvilas van Milieu riep Schevel daarom op het unieke belang van veen in de Europese tuinbouw te erkennen en de emissies van deze grondstof eerlijk te meten.

Het BPFF wordt jaarlijks georganiseerd en trekt honderden internationale experts om de nieuwste trends, innovaties en inzichten in de veenwinning te bespreken. Na deelname afgelopen jaar in Estland werd Schevel dit jaar opnieuw gevraagd om op dit belangrijke  evenement het belang van veen in de tuinbouwketen te belichten.

50 procent hernieuwbaar een uitdaging
De lobbyist ging, voor de Litouwse minister en industrie, in op de inzet van de Nederlandse tuinbouw op het verlagen van de milieu-impact van potgrond en substraten via het convenant. In lijn met het convenant adviseerde Wageningen Universiteit recent om in 2030 te streven naar 50 procent hernieuwbare grondstoffen in substraten en potgrond. Dat betekent dat het gebruik van kokos, houtvezel, schors en compost de komende zes jaar fors moet doorontwikkelen. “Een uitdaging, omdat deze grondstoffen niet altijd direct beschikbaar zijn en ook door andere worden gebruikt, zoals woningbouw of veeteelt,” stelde Schevel vast. “De instabiliteit en onzuiverheid van alternatieven, het ontbreken van toeleveringsketens en de katalyserende werking daarvan, maakt dat veen niet zomaar in kwantiteit, kwaliteit en duurzaamheid kan worden vervangen.” Een belangrijke boodschap om als veenwinnende lidstaten in Brussel uit te dragen bij het uitwerken van de Green Deal.

Eerlijk emissies meten
Een heet hangijzer in de veenindustrie is het meten van de CO2-emissies. In de huidige berekeningen van het IPCC wordt er vanuit gegaan dat het veen wordt verbrand. Dat is in de tuinbouw niet geval. Op ons verzoek vroegen diverse Europarlementariërs dan ook al aan de betrokken Eurocommissarissen, om de daadwerkelijke voetafdruk van veensubstraten te meten. Alleen dan kunnen deze eerlijk worden vergeleken met alternatieven.

De tijd om deze emissiefactor op EU- en internationaal niveau te corrigeren dringt, meent Schevel. “De nieuwe Europese Commissie gaat binnenkort weer aan de slag met nieuwe wetgeving. Het is cruciaal dat die niet op foute aannames berust. Zowel veenproducenten als –consumenten moeten erop aandringen dat deze uitstofaanname wordt aangepast.” Tenslotte pleitte de tuinbouwlobbyist ervoor om bij het meten van de voetafdruk van substraten ook te kijken naar de sociale aspecten en de emissie van groeimedia in de keten. Schevel: “Mogelijk is een alternatieve grondstof sociaal minder duurzaam of zit de uitstoot niet zozeer in de productie, maar in de verwerking of het transport. Pas als je de hele voetafdruk van een grondstof in de keten kent, zoals met een PEFCR, kun je écht stappen zetten naar een duurzamere tuinbouw.”

Jesse Schevel

Glastuinbouw Nederland - © 2024